15 februari tot en met 21 april 2014
Openingstijden
dinsdag t/m zondag van 11.00-17.00 uur.
Maandag gesloten.
EERSTE PAASDAG GESLOTEN
TWEEDE PAASDAG OPEN
Van 15 februari tot en met 21 april is in Museum Rijswijk de tentoonstelling
IN DE SCHADUW VAN DE GROTE STAD - Kunstenaars in Rijswijk 1930-1970
te zien. Deze verrassende tentoonstelling geeft een beeld van Nederland dat zowel economisch als op kunstgebied zeer in beweging is.
Traditie, vasthouden aan het verleden maar ook eigentijds, expressief, vooruitstrevend en kleurrijk. Zo kan in enkele woorden het werk van kunstenaars in Rijswijk in de periode 1930-1970 worden samengevat. ‘In de schaduw van de grote stad’ is de tweede van een reeks van drie tentoonstellingen over de kunstenaars in Rijswijk van circa 1900 tot heden.
In de eerste tentoonstelling ‘Een Aardsch Paradijs’ stond de ‘Vereenigde Rijdwijksche Kunstschilders’ centraal, een groep kunstenaars die zich in Rijswijk had gevestigd, aangetrokken door de ongerepte natuur in en rondom het dorp. De vereniging was geen lang leven beschoren. In de jaren twintig sliep ze in terwijl de natuur in rap tempo in woonwijken veranderde.
In de jaren dertig en veertig vormt zich een nieuwe groep kunstenaars in Rijswijk. De nestor is Pieter de Regt die al vanaf het begint van de eeuw in Rijswijk woont en werkt, op de voet gevolgd door Gerard Delfgaauw. Nieuwkomers zijn onder andere Jan Goedhart, Menno van Meeteren Brouwer, Pieter Mansveld Beck en vader en zoon Van Bloppoel. Zij allen werken in een aan de Haagse school ontleende schilderstijl. Actuele ontwikkelingen in de beeldende kunst leken aan deze kunstenaars voorbij te gaan maar wellicht kozen zij bewust voor hun wat gedateerde schilderstijl omdat die het grote publiek nog het meest aansprak. Dit bevorderde de verkoop van hun werken in een periode waarin een economische depressie, de Tweede Wereldoorlog en de lange jaren van wederopbouw elkaar opvolgden en menig kunstenaar met moeite het hoofd boven water kon houden.
Henk Leurs behoort ook tot de nieuwe lichting kunstenaars in Rijswijk maar keert zich geleidelijk af van het Haagse School idioom. Een bezoek aan Parijs begin jaren vijftig brengt hem in contact met de schilders van de zogenaamde Ecole de Paris. Zijn indrukken verwerkt hij in schilderijen waarin vereenvoudiging van vorm en markant kleurgebruik centraal staan.
Ook Jan Grauenkamp keert zich resoluut van het verleden af en schildert in een kleurrijk, expressieve stijl landschappen, stillevens en stadsgezichten waarbij hij ook de na-oorlogse bouwwoede tot onderwerp neemt.
In een uithoek van Rijswijk, op de voormalige buitenplaats De Voorde, vestigen zich begin jaren vijftig de eerste kunstenaars. Livinus van de Bundt, graficus van huis uit en directeur van de Vrije Academie in Den Haag houdt zich vooral bezig met fotografiek en fotopeinture, nieuwe technieken die door hemzelf zijn ontwikkeld. Zijn echtgenote Mieke van der Burgt maakt hoofdzakelijk keramische reliëfs in een aan de Cobra-beweging verwante stijl. In dezelfde periode neemt Hermanus Berserik zijn intrek in de voormalige tuinmanswoning. De indrukken van zijn reizen naar Frankrijk en Noord-Afrika verwerkt hij in krachtig gepenseelde, kleurrijke schilderijen die in schril contrast staan met de werken die de kunstenaars elders in Rijswijk maakten. In de jaren zestig komt er meer realisme in zijn werk, met aandacht voor details en fijner geschilderd. Het zijn de voorboden voor het “realisme met een vleugje vervreemding” waarmee Berserik vanaf de jaren zeventig bekendheid mee krijgt.
Bij de tentoonstelling wordt een catalogus uitgegeven met dezelfde titel (deel II) – 80 pagina’s – verkoopprijs 14,95 eu
|